Ligging
Abcoude -
Andere benaming
De Coppel
Geschiedenis
In 1682 kreeg Henrico Staers, door aankoop van Joost Taets van Amerngen, 6 morgen, genaemt De Coppel, in eigendom.
In het testament van Theodore George de Pelichy getrouwd met Maria Gerarda Staats werd nog vermeld dat zij in 1720 nog op De Coppel verbleven. Het echtpaar heeft enige jaren op de De Coppel gewoond, getuige het feit dat hun zonen Jean Phlippe en Adrianus Gérardus respectievelijk in 1716 en 1719 op de buitenplaats zijn geboren.
In 1723 vond een provisionele boedelscheiding tussen de kinderen van Gérardus plaats. De Coppel is bij die gelegenheid toegescheiden aan Clementia en Geertruyd Staats gezamelijk. Na het overlijden van Geertruyd in 1750 is uiteindelijk in eigendom gegaan van Clementia die al voor 1723 getrouwd was met Theodorus de Jonge (1698 - 1765).
Na het overlijden van het echtpaar in 1765 kwam de buitenplaats in gedeelde eigendom van Nicolaas Theodorus de Jonge en zijn zus Helena Maria de Jonge. Het volgende jaar werd er een contract afgesloten met Frans van Abswoude, meester timmerman te Abcoude, voor een ingrijpende verbetering en opknapbeurt van de diverse opstallen, de steiger, de schutting, de poort en diverse hekwerken.
De oudste dochter van haar broer, Helena Thecla Elisabeth de Jonge, kreeg in 1793 haar halve eigendom middels een legaat in handen. In 1800 is zij getrouwd met Joseph Antonius Alexander Michael Maria Pizzagalli uit Milaan.
In 1802 werd de buitenplaats door Helena, gezamelijk met haar oom Nicolaas, geveild. Het werd gekocht door Jan Schorrenbergh. In 1810 brengt hij de buitenplaats opnieuw in veiling. De koper is Theodorus Jacobus Cornelis de Jonge.
De buitenplaats werd in 1822 door Theodorus en zijn echtgenote verkocht aan Cornelis de Roon, inspecteur der Registratie en Domeinen in de Provincie Noord-Holland. Door vererving via de familie van diens echtgenote, Anna Boon, kwam de eigendom vande buitenplaats in bezit van Catharina Adriana Boon, echtgenote van Jacobus Johannes de Jonge, rustend predikant van de Hervormde Gemeente te Oud Alblas, die ook op de buitenplaats heeft gewoon. In 1844 heeft zij met nog een rechthebbende de buitenplaats laten veilen.
De kopers waren twee broers, Joost Brouwer, logementhouder te Abcoude, en Gerrit Brouwer, veehouder in deze plaats, waarna het huis een maand later werd doorverkocht aan Julia Tutein, weduwe van Willem Hendrik Nolthenius. De landerijen bleven bij de heren Brouwer. In de jaren 1855 - 1860 volgden enkele verkopen van het huis elkaar snel op, waarna in 1861 in een notarieele akte werd gesproken over de plattegrond van de afgebroken hofstede.
Bewoners
- - 1723 Theodore George de Pelichy x Maria Gerarda Staats
- 1723 - 1750 Clementia en Geertruyd Staats
- 1750 - 1765 Clementia Staats x Theodorus de Jonge
- 1765 - Nicolaas Theodorus de Jonge en Helena Maria de Jonge
- 1793 - 1802 Helena Maria de Jonge x Joseph Antonius Alexander Michael Maria Pizzagalli
- 1802 - 1810 Jan Schorrenbergh
- 1810 - 1822 Theodorus Jacobus Cornelis de Jonge
- 1822 - 1844 Cornelis de Roon x Anna Boon
- - familie Boon
- - 1844 Catharina Adriana Boon x Jacobus Johannes de Jonge
- 1844 Joost Brouwer en Gerrit Brouwer
- 1844 – 1855 Julie Tutein
Huidige doeleinden
- Verdwenen
Bronverwijzing
- ir. D.L.H. Slebos, 'Een Amsterdams geslacht en vijf Abcouse buitenplaatsen.', in: Jaarboekje Niftarlake (2002), p 104 - 111