Buitenplaats Brittenrust

Ligging

Alphen aan den Rijn – heeft gelegen op de plaats van de Julianabrug

Andere benaming

Arckom (Arckum)

Geschiedenis

In de 16e eeuw bestond dit goed al onder de naam van ‘het Huis Arckom of Arckum’. In 1541 was Jan Floris van Arckom eigenaar. In 1648 behoorde het aan mr. Dirck Andrieszoon Verbeeck. In dat jaar komen ook Symon Ouwen, Jan Symonsz., Roel Hubertsz. en Gerrit Jansz van Eymberts erven als eigenaar of gebruiker voor. Niet lang daarna was het in bezit van Hendrik Stevin, ambachtsheer van Alphen, zoon van Simon Stevin.

Hendrik kwam door zijn huwelijk met Joanna van Leeuwen op 2 juni 1640 in Alphen terecht. Hij overleed in januari 1670. Door de erven, de familie Rosenboom, werd de buitenplaats verkocht aan Hendrik van Dam voor een bedrag van 3.400 gulden. De buitenplaats wordt als volgt beschreven: “een huys, erve, boomgaerden, thuynen ende eenige landerijen, omtrent te same groot vier morgen van outs genaemt Arkom, staende en gelegen buyten het Dorp van Alphen”.

Omstreeks 1690 is Martin Beukelaer, postmeester van H.H.M., eigenaar van de buitenplaats. Hij is september 1673 getrouwd met Anna Maria Cleybergen. Zij woonden in Den Haag. Hij overleed op zijn buitenplaats te Alphen. Na zijn overlijden was de buitenplaats in gemeenschappelijk bezit van zijn kinderen. In 1712 staat het op naam van de kinderen van Martien Beukelaer, in 1724 op naam van de erven Marten Beukelaer. Die kinderen waren Maria en Anna Beukelaer. Anna trouwde in 1707 met Victor Brey. Maria in 1698 met Johannes Hallungius.

Vermoedelijk in de tijd van Johannes Hallungius is de oude buitenplaats Arckum gesloopt, die aan de landzijde van Alphen moet hebben gelegen en er werd een nieuw huis aan de rivierkant gebouwd, dat hij Brittenrust heeft genoemd.

In een copie extract van 6 november 1752 staat een provisionele boedelscheiding van de goederen nagelaten door Maria Beukelaer, weduwe van Joan Hallongius, en voijé (gezant) extra ordinair van de hertog van Saksen-Gotha bij de Staten-Generaal. Gedeelt tussen Jacob Daniël Hallongius, krijgs commissaris bij de Staten Generaal voor 1/3 deel, en George Willem Hallongius, drossaard van Rosendaal voor 1/3 deel. Mede beiden als executeurs van het testament, ook als voogden, en Lambert van Netten als vader van Jan Carel van Netten, van wie moeder was wijlen Maria Hallongius, mede-erfgenaam voor 1/3 deel. Tot de nalatenschap behoort: een huis en buitenplaats onder Alphen genaamd "Brittenrust" met 3 morgen weiland overgenomen door Jacob Daniël en George Willem Hallongius ieder voor de helft.

In 1754 verkopen Jacob en George de hofstede "Brittenrust", bestaand uit "een herenhuis, stalling, koetshuis, tuinmanswoning, tuinhuis, tuinen, boomgaarden, menagerie, vijvers, plantage en weiland, onder Alphen in de Hoorn aan den Rijn, samen 11 morgen 270 roeden, strekkend uit de Rijn tot aan Lord Hunsdon, belend ten zuiden binnendijks Cornelis van der Harp en buitendijks Klaas Vermeij, ten noorden binnendijks Lord Hunsdon, buitendijksde heer Gaalis", aan Rogier van Alderwereld. In 1757 kocht hij de buitenplaats Cronesteyn bij Leiden. Hij verkoopt Brittenrust in 1758 aan Margaretha Catharina Karsseboom voor een bedrag van 29.500 gulden. De omschrijving in het koopcontract is dan "herenhuis, stalling, koetshuis, tuinmanswoning, orangerie, speelhuis, benevens enkele schuren en hooiberg. Mede tuinen, boomgaarden, menagerie, sterrenbos, slinger en elzenbossen, vijvers, plantages, beelden e.d. Behalve het vinkenhuis en schutting, de broeibakken, broeiramen. Groot 11 morgen 275 roeden, strekkend uit de Rijn tot mylord Hunsdon, belend ten zuiden binnendijks Jacob Kop, buitendijks Claas Vermij, ten noorden binnendijks mylord Hunsdon, buitendijks Pieter Despar."

Vrouwe Louisa, baronnesse van Lijnden, geboren Lampsius, wonend in Den Haag, verkoopt in 1778 voor zichzelf en met authorisatie van haar gemaal Dirk Wouter, baron van Lijnen, thans envoijé extra ordinair van de Staat aan het hof van Zweden etc., aan Jacques Bergeon, banquier en advocaat voor de respectieve hoven van justitie in Holland, mede wonende in Den Haag. "De hofstad en buitenplaats Brittenrust", gelegen onder Alphen, aan de Rijn, groot ca. 14 morgen land met herenhuis, stalling, koetshuis, orangerie, schuitenhuis, koepel, menagerie of wildbaan, hokken, duivenhuizen of tillen, schuren, vishouders of bunnen, viswaters en visrijke vijvers, schuiten, pramen, beelden, vazen, tuin sieraden, orangebomen en andere met hun tobben, bakken en potten, banken en tuinstoelen met al de tuin- en buiten gereedschappen, broeibakken, ramen, trekkassen en al wat tot de broeierij behoort, voorts nog het chitse behangsel en dito gordijnen in de zijkamer van het herenhuis met de witte zongordijnen of vallen van linnen tegen de glazen, als ook de houten groene zonnevallen van buiten met gordijnen in de koepel, trapkleden met al hun koperen roeden en ogen, verder al hetgene dat aard- en nagelvast is, met de spiegels en schilderijen, in de schoorsteen en penanten en boven de deuren. Onder de koop zijn niet begrepen enige andere meubelen, linnen, klederen, wijnen en porceleinen, maar wel de plaats over de rijweg met al zijn toebehoren, ijskelder, hekken, bruggen, hakhout en ander geboomte met al zijn vreemde gewassen, fijne en andere vruchtbomen, moesgroenten en aardvruchten, met het daarbij behorende bosje, weiland en hooiberg, viswant en andere netten, voorts nog het geboomte rondom het viswater en op de rijweg voor de hofstede." De koopsom bedraagt 30.000 gulden.

In 1790 wordt de buitenplaats verkocht door de curatoren van Jacques Bergeon aan Jan Jacob van Herzeelen. In de koopakte wordt de buitenplaats omschreven als "herenhuis, waarin veel vertrekken en kabinetjes, met spiegels en schilderijen etc, met schuitenhuis en salon aan de Rijn, menagerie of wildbaan, ijskelder, bos, vijvers etc, groot 11 morgen 270 roeden, strekkend uit de Rijn tot aan Bernardus Petrus de Buck, belend ten zuiden binnendijks Jacob Kop, buitendijks de volgende 300 roeden, ten noorden binnendijks en buitendijks de voornoemde Buck. Nog een balkhaven met aansluitend een uiterdijk, samen groot 300 roeden, buiten het Noordeinde van Alphen, strekkend van de Hoge Rijndijk tot in de Rijn, belend ten zuiden Willem Rijnsburger en Albert van der Zande, ten noorden de hofstede. De koper moet toestaan: vrije doorvaart door de balkhaven tot een uiterdijk van Willem Rijnsburger wat betreft 2½ morgen land genaamd "Voorschans" eigendom van Willem Cornelisz Rijnsburger, 2½ morgen land genaamd "Middelschans" eigendom van Willem Cornelisz Rijnsburger, 2 morgen genaamd "Het Snoekeland", eigendom van Jacob Kop, 2 morgen genaamd "Het Lange Hogeland", eigendom van Willem Rijnsburger, 2 morgen genaamd "Het Korte Hogeland", toekomend Cornelis Willemsz Rijnsburger, 2½ morgen land genaamd "De Baanstukjes", eigendom van Jacob Kop. Graskampjes samen groot 350 roeden, toebehorend aan Gijsbert Kop". Koopsom is 28.600 gulden.

In 1802 verkoopt Jan Jacob van Herzeele de buitenplaats aan Arnold van Poelien, eigenaar van het naastgelegen buitenplaats Postrust. Hij laat in 1803 de buitenplaats afbreken en de gronden worden bij zijn eigen buitenplaats toegevoegd.

Bewoners

  • 1541 – Jan Floris van Arckom
  • 1648 – Dirck Andrieszoon Verbeeck
  • - Symon Ouwen
  • - Jan Symonsz.
  • - Roel Hubertsz
  • - Gerrit Jansz van Eymberts erven
  • - 1670 Hendrik Stevin x Joanna van Leeuwen
  • 1670 – Hendrik van Dam
  • 1690 – 1700 Martin Beukelaer x Anna Maria Cleybergen
  • - Martien Beukelaer
  • 1724 erven Marten Beukelaer
  • - 1752 Maria Beukelaer x Johan Hallungius
  • 1752 - 1754 Jacob Daniël en George Willem Hallongius
  • 1754 - 1758 Rogier van Alderwereld
  • 1758 - Margaretha Catharina Karsseboom
  • - 1778 Dirk Wouter van Lijnen x Louisa Johanna Lampsius
  • 1778 - 1790 Jacques Bergeon x Maria Tamson IJalden
  • 1790 - 1802 Jan Jacob van Herzeelen
  • 1802 - Arnold van Poelien

Huidige doeleinden

  • Verdwenen

Bronverwijzing

Foto's

Foto's © Albert Speelman 2023

@