Ligging
Loenersloot - Rijksstraatweg 147
Andere benaming
De Loedse
Geschiedenis
Op 2 juni 1677 kocht de heer Cornelis Jacobszn. Valckenier (1640 - 1700) van Dirk Janz. Helling een 'seckere hofstede met omtrent vijf en twintich morgen landt gelegen onder den gerechte van Abcoude', samen ''met noch eenige andere goederen' met de bedoeling hier een buitenplaats te stichten. Hij wil direct met de bouw van de buitenplaats beginnen, want op 12 juni 1677 dient hij bij de Staten van Utrecht een verzoek in om een sloot te dempen voor zijn huis, omdat hij 'suppliant van mening is te maken een lustplaats en boerewooning'. Hij gaf deze zijn eigen naam, in combinatie met die van zijn vrouw Catharine van Heijningen: 'Valck en Heining'. Cornelis was als admiraal van een retourvloot van de Verenigde Oost Indische Compagnie (VOC) uit Nederlands-Indië teruggekomen.
De eerste kaart waarop de buitenplaats genoemd wordt, is de 'Nieuwe Kaart van de Mynden en de 2 Loosdrechten, mitsgaders van 's-Graveland', in of kort na 1677 gemaakt. Hierop staat een rechthoekig patroon aangegeven als 'Valckenier'.
Omstreeks 1680 heeft hij het hoofdgebouw laten bouwen. De aan de zuidzijde aangebouwde oranjerie werd mogelijk rond 1680 opgetrokken. Hij bewoonde de buitenplaats tot 1700, waarna het in bezit kwam van zijn zoon Jacob Valckenier (1673 - 1740), schepen van Amsterdam. Hij was degene die de theekoepel liet bouwen. Wie het heeft ontworpen is niet bekend, maar de stijl doet vermoeden dat het gebouwd is naar een ontwerp van de bekende architect Daniël Marot. Deze koepel staat voor het eerst afgebeeld op een gravure door A. Rademaker uit 1730.
In 1740 werd zijn zoon, Wouter Valckenier, schepen van Amsterdam, eigenaar van de buitenplaats en hij bleef dit tot 1784. Hij verfraaide het huis door rococo stucwerk te laten aanbrengen op onder meer de plafonds in de beide ontvangstkamers en de hal.
De eerste kaart die een indruk geeft van de aanleg in de achttiende eeuw, is de 'Kaart van een gedeelte van de provincie Holland' uit 1769. Hierop blijkt de aanleg zich vanaf de Angstel in oostelijke richting uit te strekken. Hij valt globaal in drie delen uiteen. Het eerste, meest westelijke deel heeft de vorm van een driehoek. Hierin ligt het huis, dat met zijn voorgevel naar het zuidwesten gericht is. Het volgende deel sluit in oostelijke richting op het vorige deel aan, en wordt begrensd door de buitenplaats Den Haring. Het derde deel tenslotte ligt aan de meest oostelijke zijde van het terrein en staat aangegeven als sterrebos.
Na het overlijden van Wouter Valckenier werd diens zwager Hendrik Hooft Danielsz. eigenaar van de buitenplaats. In 1796 overleed zijn vrouw Elisabeth Hooft, vererfde het pand op de families Valckenier en Hooft. Zij veilden de buitenplaats in 1796, op dat moment bestaande uit 'een 'Heeren-Huizinge', koetshuis, stalling, tuinmanswoning en koepel en is in totaal 34 morgen grond', gezamelijk via de makelaar W.H. Stoopendaal. Deze beschreef het huis op 6 maart van dat jaar als 'dood-ouderwets en vervallen'.
De buitenplaats verwisselde daarna een aantal keren van eigenaar. Aan het eind van de jaren dertig van de 19e eeuw kwam het in bezit van Willem Kersjes, eigenaar van de buitenplaats Den Haring. Beide buitenplaatsen werden in deze periode samengevoegd. Tussen 1844 en 1856 werd Den Haring afgebroken. In de loop van de 19e eeuw werd het middenstuk van het park van de buitenplaats veranderd in weiland en werd de aanwezige ronde vijver gedempt. Rond 1900 is op het resterende deel van de buitenplaats een geometrische tuin aangelegd in de trant van D.F. Tersteeg. Hiervan krijgen we een goede indruk op een luchtfoto uit de jaren 30 van de vorige eeuw.
Tussen 1895 en 1905 werd de buitenplaats bewoond door ds. C.L.D. van Coeverden Adriani, die van 1871 tot 1874 predikant was geweest van de Hervormde gemeente te Baambrugge. Na Van Coeverden Adriani was de eerst bekende eigenaar Ernst Oswalt uit Amsterdam. Hij liet in 1917 de buitenplaats voorzien van verlichting en waterleiding. Van 1927 tot 1935 was het in bezit van de exploitatiemaatschappij NV Erica uit Amsterdam. In deze periode werd de naam 'De Loedse' gebruikt. Tot 1947 was het in bezit van Anna Wilhelmina Middelberg, weduwe van August Kalff, de directeur vande NV Erica.
De buitenplaats werd in de jaren 70 en 80 grondig gerestaureerd. In 2008 werd het opnieuw gerestaureerd.
Bewoners
- - 1613 erven Lambert Drossen
- 1613 - 1619 Cornelus van de Poll
- 1619 - Gysberthe Lamberts
- - 1677 Dirk Jansz. Helling c.s.
- 1677 - 1700 Cornelis Jacobszn. Valckenier
- 1700 - 1740 Jacob Valckenier
- 1740 - 1784 Wouter Valckenier
- 1784 - Hendrik Hoofd Danielsz. x Elisabeth Hooft
- - 1796 Elisabeth Hooft
- 1796 - 1808 Harmen Hendrik Damen
- 1808 - Willem van Wees
- 1836 - 1843 H. Kersjes
- 1843 - 1850 Johan Coenraad Rahder
- - Laurentius de Maret
- 1895 - 1905 ds. C.L.D. van Coevorden Adriani
- - Ernst Oswalt
- 1925 - 1926 T.J. Verrijn
- 1927 - 1935 NV Erica
- 1935 - 1946 Anna Wilhelmina Kalff-Middelberg
- 1946 - 1968 Euphernia Elisabeth Ruys-Van Houten
- 1968 - 1969 Jacob Molenkamp sr.
- 1969 - M. van Erven Dorens-Vinke
Huidige doeleinden
- Particuliere bewoning
Opengesteld
- Niet toegankelijk
Bronverwijzing
- Historische buitenplaatsen in particulier bezit
- Plaatsen langs de Vecht en de Angstel, 1993
- Abcoude. Geschiedenis en architectuur.