Ligging
Nieuwveen - hoek Blokland en Vrouwenakker
Geschiedenis
Na de droogmaking van het Nieuwkoopse en Zevenhovense plassengebied aan het begin van de negentiende eeuw, kwam een groot gedeelte van de landerijen in handen van Amsterdamse grootgrondbezitters. De afstand tussen hun bezittingen en hun woonplaats betekende niet dat zij zich niet voor de nieuwe polder interesseerden. Eén van hen, Jan Hendrik Horstman, liet er zelfs een herenhuis bouwen waar hij drie dagen per week doorbracht.
Toen de landmeters Scholten en Conrad in 1792 het gebied nabij Nieuwveen in kaart brachten ten behoeve van de droogmaking van deze vrijwel uitgeveende plassen, was er inderdaad nauwelijks meer land te bespeuren. De oude weg van Nieuwkoop door Zevenhoven naar het Noordeinde was nog intact, zij het dat achter de bebouwing nauwelijks nog land was. De bevolking was grotendeels weggetrokken en wie nog gebleven was, had de veehouderij voor gezien moeten houden en was overgeschakeld op veenderij en -slechts een enkeling- op visserij. Ook de weg van Kattenbrug door Nieuwveen en via Blokland naar Vrouwenakker was nog behouden gebleven, evenals de Uiterbuurt en de Abbenkade (de grens tussen Holland en het Sticht) naar de Drecht.
Op 1 juli 1799 werd met het droogmalen begonnen, maar al spoedig bleek dat het zakkende water een nieuwe bedreiging te vormen. Door inklinking zakten de wegen en kade wel 10 tot 15 duim. Met veel materiaal probeerde men de kaden en wegen op de oorspronkelijke hoogte te houden. Tussen 1810 tot 1812 werden de droogvallende gronden geveild. De kopers waren veelal Amsterdamse kooplieden met liggende gelden, die door het Continentale Stelsel gedoemd waren hun lucratieve handel op Oost- en West-Indië te stoppen. Vanaf 1813 was de gecombineerde Nieuwkoopsche en Zevenhovensche Polder een feit. De drie grootste ingelanden, allen wonende te Amsterdam, waren J.H. Horstman met 580 hectaren, J.B. Stoop met 450 hectaren en M. Broer Mzn met 260 hectaren. De heren mochten veraf wonen, de polder ging hun wel ter harte. Bij Horstman staat de opmerking genoteerd: "Dijkgraaf van de Nieuwkoopsche en Zevenhovensche Polder, wonende te Amsterdam, op de Keizersgracht, Over de Gouden ketting, doch 's wekelijks drie dagen in de polder tegenwoordig".
Jan Hendrik Horstman liet op de plek waar de weg door Blokland, de weg van Nieuwveen en de Achterweg van Zevenhoven samenkwamen, een herenhuis bouwen waar hij kon resideren als dijkgraaf en als grootgrondbezitter. Het werd het "Huis De Driesprong" waarvan de ronde balken in de kap en de verdiepingsvloeren volgens sommigen afkomstig waren van afgetuigde Indiëvaarders. Achter het huis kwam een grote timmermanswerkplaats voor nieuwbouw en onderhoudswerk aan de boerderijen en arbeidershuisjes die in het gebied gebouwd werden. Ten behoeve van de exploitatie van zijn eigen grondgebied liet hij twaalf boerderijen bouwen: "Amsterdam", "Het Suikerriet", "Dijkzigt", "Vlijt en Zegen", "De Zomer", "De Herfst", "De Uithoek", "De Eensgezindheid", "De Winter", "De Verbetering", "Het Verlangen", "De Lente". Van de arbeidershuizen zijn nog over: het duo "Loon naar Werk" (tegenover "Amsterdam") en het tweetal "Arbeid en Tevredenheid" (nabij "De Driesprong").
In 1845 overleed Horstman. In de jaren daarna gebruikte zaakwaarnemer Gebhard het huis als hij in de polder was. D.N. Habermehl woonde er van 1850 tot 1867. Hij was timmerman, landbouwer, heemraad en wethouder van Nieuwveen. In 1865 werd door Trijntje Habermehl, een kleindochter, de eerste steen gelegd voor een aanbouw die het geheel geschikt moest maken als boerderij.
Bewoners
- - 1845 Jan Hendrik Horstman
Huidige doeleinden
- Boerderij
Bronverwijzing
- met dank aan de heer C. Spek
Opengesteld
- Niet toegankelijk
Bronverwijzing
- Website: Groene Hart Archieven