Ligging
Oosterbeek
Geschiedenis
De oudst bekende vermelding is aangetroffen in het leenboek van de (heerlijkheid) Doorwerth over de periode 1413-1528. Heinrick van Wyhe werd in 1424 beleend met "Dat guet tot Oersprongen, met synen toebehoren, gelegen in den kerspel Oesterbeeck".
Er werd in 1485 onderscheid gemaakt tussen Hoog- en Laag Oorsprong, want in dat jaar werd Johan van Renesse genoemd als eigenaar van Hoog Oorsprong. In 1519 werd Arnt ter Hoeven beleend met de Oorsprong. In 1554 is zowel sprake van "Hoegh Oerspronck", eigendom van de familie Van Renesse genaamd Mormondt, als van "Laegh Oerspronck", eigendom van Arnt ter Hoeven, burger uit Arnhem.
In de loop van de 17e eeuw kwam De Oorsprong in het bezit van de Arnhemse familie Coets. In 1705 legde dr. Hermanus Coets, burgemeester van Arnhem, het leengoed in zijn testament vast. Op 20 juni 1722 werd dr. Johan Chr. Tulleken beleend met de Oorsprong, als man en voogd van Christina Wilhelmina Coets, met wie hij reeds in 1702 was gehuwd.
Na het overlijden van Christina Wilhelmina Tulleken-Coets in 1758, waarna in 1759 een boedelscheiding plaatsvond. De "Den Legen Oorspronk" kwam ten deel aan mr. Gijsbert Tulleken sr. Hij breidde, samen met zijn vrouw Maria M. Metelerkamp, het landgoed aanzienlijk uit.
Na het overlijden van Tulleken sr erfde zijn zoon, mr. Jan Everwijn Tulleken het goed in 1788. Op 17 februari 1811 werd de buitenplaats voor 17.000 gulden verkocht aan Joh. Chr. Spakler te Rotterdam en H.J. Backer te Dordrecht.
De nieuwe eigenaren kochten het landgoed als vestigingsplaats van hun op te zetten onderneming met als doel "de bereiding van zuiker en siroop uit mangelwortels (...) met den veeteelt en landbouw daar aan behorende". De onderneming blijkt niet naar wens te verlopen en de fabriek werd in het najaar van 1813 stilgelegd. Een jaar later werd het landgoed, inclusief de fabriek te koop aangeboden.
Johannes Backer kocht in 1814 het landgoed van zijn voormalige partners voor 22.700 gulden, met de bedoeling om de fabriek voorlopig als stroopfabriek voort te zetten. Hij liet in 1828 op het landgoed een riante woning bouwen. in 1829 werd hij benoemd tot burgemeester en secretaris van Renkum, welke ambten hij overigens tot eind 1851 vervulde.
In juli 1852 verkoopt hij het landgoed voor 100.000 gulden aan baron Brakell van Doorwerth. De nieuwe eigenaar, Jacques Adrien Prosper Baron van Brakell van Wadenoyen, wonende te Doorwerth. Hij verhuurde zijn nieuw aangekochte bezittingen. Na de sloop van de fabriek werd het terrein omgevormd tot weiland. In 1878 overleed de weduwe van de baron. De nieuwe erfgename was Françoise Stephanie Baronesse van Brakell tot Wadenoyen en Doorwerth. Zij was getrouwd met jhr. Anton Willem van Borssele, burgemeester van Ede. In de jaren die volgden, werd de boerderij (1880) en het landhuis (1889) verbouwd. Van Borssele nam in 1896 afscheid als burgemeester van Ede en ging drie jaar later zelf in het landhuis wonen.
Na het overlijden van Van Borssele in 1903, erfde de nog minderjarige Jeanne Henriëtte Gebriëlle Baronesse van Brakel Doorwerth de bezittingen. Zij trouwde in 1905 met Willem Charles van Heutsz.
Het landgoed werd in 1906 verkocht aan de oud-notaris Nicolaas Johannes Hendrikus van Hasselt, die al vanaf 1903 huurder was. Hij liet verschillende veranderingen op het landgoed doorvoeren. O.a. werd de uitspanning (het Paviljoen) afgebreken en werd het landgoed in 1910 gesloten voor het publiek. Omstreeks 1909 kreeg de landschapsarchitect Leonard Springer (1855-1940) de opdracht om het landgoed nieuw aanzien te geven.
Van Hasselt kocht in 1911 van de familie Brantsen het sterk verwaarloosde landgoed Rhederoord bij De Steeg. Dit op een mogelijk voor hem nog fraaiere locatie dan De Oorsprong gelegen landgoed werd vervolgens in de navolgende jaren door combinatie Springer / Hanrath grondig opgeknapt en uitgebreid met dienstwoningen en een koetshuis. Na aankoop van Rhederoord trachtte Van Hasselt in 1911 De Oorsprong te verkopen, hetgeen niet direct lukt. In 1913 vertrok Van Hasselt naar Rhederoord.
De Oorsprong werd hierna bewoond door Antonius Johannes Josephus Jurgens, steen fabrikant te Oosterbeek. Hij kocht het landgoed in 1918. Het herenhuis brandde in december 1919 af, waarna de restanten werden gesloopt. Op 19 maart 1920 werd het voor 120.000 gulden verkocht aan C. Ogterop, directeur van de NV hotelmaatschappij "De Tafelberg", die het op 2 oktober 1920 doorverkocht aan mr. Julius Frowein te Arnhem voor 148.750 gulden onder de voorwaarde dat op De Oorsprong geen hotel mocht worden geëxploiteerd zolang de heer Ogterop zijn hotels exploiteerde.
In 1921-1922 liet Julius Frowein een nieuw landhuis bouwen op de plaats van het voorhuis van de oorspronkelijke woning. Het ontwerp was van de architecten Jan en Theo Stuivinga te Zeist. Tijdens de luchtlandingen van september 1944 werd het landhuis geheel verwoest.
Op 14 februari 1956 werd de gemeente Renkum voor een bedrag van 160.000 gulden eigenaar van het landgoed De Oorsprong. Na de overname werd de ruïne van de verwoeste villa volgestort met grond nadat het nodige puin was afgevoerd. Het terrein wed vervolgens geëgaliseerd en van glooiende hellingen voorzien. In de zomer van 1957 werd het landgoed weer opengesteld voor het publiek.
Bewoners
- - familie Coets
- 1722 - 1758 Johan Chr. Tulleken x Christina Wilhelmina Coets
- 1759 - 1788 Gijsbert Tulleken sr. x Maria M. Metelerkamp
- 1788 - 1811 Jan Everwijn Tulleken
- 1811 - 1814 Joh. Chr. Spakler en H.J. Backer
- 1814 - 1852 Johannes Backer x Louisa Jacoba van Ommeren
- 1852 - 1878 Jacques Adrien Prosper Baron van Brakell van Wadenoyen
- 1878 - 1903 Françoise Stephanie Baronesse van Brakell tot Wadenoyen en Doorwerth x Anton Willem van Borssele
- 1903 - 1906 Jeanne Henriëtte Gebriëlle Baronesse van Brakel Doorwerth x Willem Charles van Heutz
- 1906 - 1918 Nicolaas Johannes Hendrikus van Hasselt
- 1918 - 1920 Antonius Johannes Josephus Jurgens
- 1920 C. Ogterop
- 1920 - 1956 Julius Frowein
- 1956 - Gemeente Renkum
Huidige doeleinden
- Onbekend
Opengesteld
- Het landgoed is vrij toegankelijk
Bronverwijzing
- Gelders Genootschap - "De Oorsprong cultuurhistorische analyse en beleidsaanbevelingen. Gemeente Renkum" - 2003