Ligging
Renkum - Nieuwe Keijenbergseweg 171
Geschiedenis
De gronden rondom de buurtschap de Harten waren medio 1600 in eigendom van het klooster. In 1639 werden de gronden verkocht aan de Staten van het kwartier Veluwe en werd Hendrik van Essen tot holtrichter aangesteld. In 1650, na zijn overlijden, kwamen de gronden in handen van zijn dochter Swane Penseè, die trouwde met Willem Joseph van Ghent. Na haar overlijden liet zij de eigendommen na aan haar twee zoons, Willem Joseph (landgoed De Keijenberg) en Frederik Hendrik (landgoed Quadenoord).
In 1791 werd het landgoed verkocht aan Jan van Donselaar en Eva Thomas. Zij verkochten het in 1798 aan jonkheer C. Munter. Zij lieten voor zich zelf een woning bouwen tussen de wegen naar Quadenoord en de veldweg naar Planken Wambuis. De woning noemden ze 'Bellevue'. Deze woning brandde omstreeks 1840 af en werd vervangen door de huidige boerderij langs de Nieuwe Keijenbergseweg, dat tegenwoordig de naam "De Beken" heeft.
Munter liet in 1820 het herenhuis bouwen en gaf zijn landgoed "De Beken", vanwege de drie beken die door het landgoed stromen. Ten noorden van de boerderij liet hij een "slingerbos" aanleggen uit liefde voor zijn zus Margaretha Johanna, genaamd "Het Vriendschapsbosje". In het bos werd een steen geplaatst met een plaquette met daarop een gedicht over vriendschap. De originele plaquette is verloren gegaan maar het gedicht is herplaatst. Munter liet ook een uitzichts- of theekoepel bouwen aan de westrand van het beekdal. Deze was twee verdiepingen hoog en bedekt met een rieten kap. De latere eigenaar Wurfbain liet het afbreken vanwege de slechte staat. De plaats van het voormalige theekoepel is gemarkeerd door palen.
Na het overlijden van Munter in 1828 werd het landgoed eigendom van P.A. de Veer, die het in 1836 verkocht aan C.A. baron Sirtema van Grovestins (1780-1841). De erven verkochten het aan de koopman G. van Santbergen uit Amsterdam die het als zomerverblijf gebruikte. De Amsterdamse kooplieden D. Schuller (1848) en G.L. Wurfbain (1855) waren ook tijdelijk eigenaar. In 1875 werd jonkheer mr. F.J.C. Schimmelpenninck (1853-1906) uit Amsterdam eigenaar. Na zijn overlijden in 1906 werd zijn dochter, jkvr. G.J.Ph. Schimmelpennick (1864-1939), gehuwd met mr. C.H. Beels (1864-1927) eigenaar. In 1915 werd het landgoed verkocht aan haar broer jhr. mr. dr. A.G. Schimmelpennick (1868-1956) uit Zuilen. De tuinarchitect S. Voorhoeve waas hier in 1921 werkzaam. Schimmelpennick vergrootte het herenhuis in 1930 met een vleugel en knapte ook de boerderij Bellevue/De Beken op. Hij woonde niet zelf in het herenhuis, maar verhuurde het aan de Meester Slotemaker de Bruïne stichting als rusthuis voor huismoeders.
Tot 1974 bleef het landgoed in eigendom van de familie Schimmelpennick, waarna het werd overgedragen aan Staatsbosheer. Het vormt nu een onderdeel van de boswachterij Oostereng.
Bewoners
- 1791 - 1798 Jan van Donselaar en Eve Thomas
- 1798 - 1828 jkh. C. Munter
- 1828 - 1836 P.A. de Veer
- 1836 - 1841 C.A. baron van Sirtema van Grovestins
- 1841 - erven Groevestins
- - G. van Santbergen
- - D. Schuller
- - G.L. Wurfbain
- 1875 - 1906 jkh mr F.J.C. Schimmelpennick
- 1906 - 1915 jkvr G.J.Ph Schimmelpennick x mr. C.H. Beels
- 1915 - 1956 jhr. mr. dr. A.G. Schimmelpennick
- 1956 - 1974 familie Schimmelpennick
- 1974 - Staatsbosbeheer
Huidige doeleinden
- Kantoor
Opengesteld
- Het huis is niet toegankelijk
- Het landgoed is vrij toegankelijk
Bronverwijzing
- Monumenten in Nederland - Gelderland
- Wikipedia
- Gelders Arcadië - Atlas van een buitenplaatsenlandschap - 2011
De gronden rondom de buurtschap de Harten waren medio 1600 in eigendom van het klooster. In 1639 werden de gronden verkocht aan de Staten van het kwartier Veluwe en werd Hendrik van Essen tot holtrichter aangesteld. In 1650, na zijn overlijden, kwamen de gronden in handen van zijn dochter Swane Penseè, die trouwde met Willem Joseph van Ghent. Na haar overlijden liet zij de eigendommen na aan haar twee zoons, Willem Joseph (landgoed De Keijenberg) en Frederik Hendrik (landgoed Quadenoord).
In 1791 werd het landgoed verkocht aan Jan van Donselaar en Eva Thomas. Zij verkochten het in 1798 aan jonkheer C. Munter. Zij lieten voor zich zelf een woning bouwen tussen de wegen naar Quadenoord en de veldweg naar Planken Wambuis. De woning noemden ze 'Bellevue'. Deze woning brandde omstreeks 1840 af en werd vervangen door de huidige boerderij langs de Nieuwe Keijenbergseweg, dat tegenwoordig de naam "De Beken" heeft.
Munter liet in 1820 het herenhuis bouwen en gaf zijn landgoed "De Beken", vanwege de drie beken die door het landgoed stromen. Ten noorden van de boerderij liet hij een "slingerbos" aanleggen uit liefde voor zijn zus Margaretha Johanna, genaamd "Het Vriendschapsbosje". In het bos werd een steen geplaatst met een plaquette met daarop een gedicht over vriendschap. De originele plaquette is verloren gegaan maar het gedicht is herplaatst. Munter liet ook een uitzichts- of theekoepel bouwen aan de westrand van het beekdal. Deze was twee verdiepingen hoog en bedekt met een rieten kap. De latere eigenaar Wurfbain liet het afbreken vanwege de slechte staat. De plaats van het voormalige theekoepel is gemarkeerd door palen.
Na het overlijden van Munter in 1828 werd het landgoed eigendom van P.A. de Veer, die het in 1836 verkocht aan C.A. baron Sirtema van Grovestins (1780-1841). De erven verkochten het aan de koopman G. van Santbergen uit Amsterdam die het als zomerverblijf gebruikte. De Amsterdamse kooplieden D. Schuller (1848) en G.L. Wurfbain (1855) waren ook tijdelijk eigenaar. In 1875 werd jonkheer mr. F.J.C. Schimmelpenninck (1853-1906) uit Amsterdam eigenaar. Na zijn overlijden in 1906 werd zijn dochter, jkvr. G.J.Ph. Schimmelpennick (1864-1939), gehuwd met mr. C.H. Beels (1864-1927) eigenaar. In 1915 werd het landgoed verkocht aan haar broer jhr. mr. dr. A.G. Schimmelpennick (1868-1956) uit Zuilen. De tuinarchitect S. Voorhoeve waas hier in 1921 werkzaam. Schimmelpennick vergrootte het herenhuis in 1930 met een vleugel en knapte ook de boerderij Bellevue/De Beken op. Hij woonde niet zelf in het herenhuis, maar verhuurde het aan de Meester Slotemaker de Bruïne stichting als rusthuis voor huismoeders.
Tot 1974 bleef het landgoed in eigendom van de familie Schimmelpennick, waarna het werd overgedragen aan Staatsbosheer. Het vormt nu een onderdeel van de boswachterij Oostereng.