Buitenplaats Velserbeek

Ligging

Velsen - Velserbeek 1

Geschiedenis

Waarschijnlijk stond er al in de tweede helft van de 16e eeuw een hofstede op dit terrein. In 1639 verkocht Jacob Jacobsz. de Jonge de opstallen aan de Amsterdamse koopman Jeremia van Collen. Koopman Hendrick Tersmitten kocht de buitenplaats in 1699.

Zijn zoon mr. Hendrick Tersmitten, heer van Spaland, kocht in 1742 de naburige hofstede 's-Gravenlust. De twee buitenplaatsen bleven, op de periode van 1781 tot 1802 na, honderdvijftig jaar lang bijeen. De buitenplaats omvat in 1761 "een herenhuis, paarde- en koestallen, koets- en wagenhuis, oranjeriegebouw, tuinmanswoning, schuur, speelhuis, kabinetten, beelden bij de kom, vazen, enz.".

Amelia Maria Goll van Franckenstein, weduwe van Frans Jacob van den Berg, verkocht in 1781 de buitenplaats aan haar vader, de bankier en koopman Johann Goll sr.

Na 1832 kwam de buitenplaats in handen van mevrouw W. Ph. Willink en haar echtgenoot E.L. baron Tuyll van Serooskerken, gouverneur van Noord-Holland. Rond 1833 breidde men het huis aan de oostzijde uit. In 1867 werd de buitenplaats in tweeën gesneden door de aanleg van de spoorlijn Haarlem - Uitgeest.

In 1918 werd het verkocht aan de fabrikanten van elektrische apparaten C. Albers en P.N. Kluft, die hier een fabriek wilden laten bouwen. Door een bouw- en kapverbod gingen deze plannen niet door. Na aankoop door de gemeente in 1924 werd een deel van het park een openbaar wandelbos. Een ander deel van het park, bij de Van Tuyllweg, werd bouwgrond voor villa's. Het herenhuis was eerst hotel-restaurant en kreeg later een openbare functie.

In de Tweede Wereldoorlog werd ook Velserbeek gevorderd door de Duitse bezetters. Daarna was het in gebruik als kantoor voor de gemeentelijke dienst Openbare Werken. Sinds 1995 is het gebouw van binnen gerestaureerd en is er een advocatenbureau in gevestigd.